Buurman
Volharding is een vechtsport, en vechten is volharding zonder regels.
Ieder mens volhardt, en ieder mens vecht; en zo heeft ieder mens goede en slechte dagen. Zo heeft de wereld an sich goede en slechte dagen. Zonnig, bedrukt, stormachtig, rampspoed.
Per definitie kijk ik al geen nieuws meer. In mijn eerste psychose -mijn eerste opname in het UMCG - was het om 8 uur nieuws tijd. Met z'n allen voor de buis, en of het nou komkommertijd was of niet, de gruwelijkheden die via de beeldbuis zich een weg naar mij baanden, nestelden zich in mijn hoofd en gaven mij maar 1 emotie: schuldgevoel.
Ik was laatst bij de buurman. De buurman is een vriend. De buurman is, buiten het feit dat hij zijn schroevendraaiers aan mij uitleent, sowieso best lief. Ook de buurman vecht en volhardt. De buurman is soms verdrietig.. De buurman ziet alles soms, net als ik, als één grote brei van elllende. En dan heb ik het niet over het nieuws op de televisie en in de krantenkoppen. De buurman zei: als ik morgen doodga is het goed. Dat was even schrikken. De buurman weet niet dat het voor mij nu bijna een jaar geleden is dat ik mijn pols doorsneed. De buurman weet niet dat de levensboom op mijn pols mijn litteken bedekt. De buurman weet niet dat ik geen nieuws kijk. De buurman weet eigenlijk heel weinig, als je het zo bekijkt.
De buurman zette het nieuws aan. En begon te bibberen, te schelden en te tieren over wat hij daar allemaal zag. Hij had het over een boek, ik meen dat de titel was "het zijn net mensen", over alles wat er via de media - verdraaid dus, want daarvoor dient de media - bij ons binnenkomt. Lieve buurman, ik ben ook net een mens. Geef mij een paar honderd euro en ik sta ook op de barricades te protseteren en je mag me filmen. Ik wil best een molotovcocktial smijten als dat helpt. Alles voor de vrijheid.
Ik bedacht mezelf gister het volgende; godverdomme Kris, waag het niet om depressief te worden. Ik ben namelijk geen mens voor een depressie. En terwijl mijn vriendinnen naar de huisarts gaan, rustig aan moeten doen, soms een prozacje nemen, ben ik net een mens. Een mens dat zo goed doet alsof ze positief in het leven staat, dat ze het zelf gelooft en er dus prima mee te leven valt. Een mens dat ooit, éénmaal, depressief werd. Eigenlijk was dat een openbaring. Het zien van het licht. Want ik weet nu waar de helft van de wereldbevolking over spreekt als zij zeggen depressief te zijn. Al die mensen, die ik nadoe. Ik ben geen mens, ik veins er één te zijn. Met zoveel elan, dat ik mens word.
Ik heb gerouwd. Ik heb gehuild. Ik heb het leven minacht. Maar die maanden, dat ik enkel nog in bed lag en er alleen uit kwam om dat mes te pakken (zelfs in mijn polsen snijden was de moeite van het opstaan niet waard), dat was wellicht wat de wereld bedoeld als ze schreeuwt en dondert.
Ik ben moe. Moe van het vechten en het volharden. Ik ken de regels van het spel nog immer niet; poog ze te leren in de veronderstelling dat er ook voor het leven regels moeten zijn. Die zijn er niet. Behalve in de media.
Zo godsvergeten moe.
Niet levensmoe.
Simpelweg doodop.