Knoopjes.
'Soms moet je gewoon springen', schreef ik met verve op het half gevulde blad. Of ik dat werkelijk meende weet ik niet. Dat ik het doe betekent niet dat ik het ook daadwerkelijk vind. Ik spring vaak, in het diepe, me niet altijd beseffend wat de gevolgen zijn van mijn impulsieve acties.
Ik werd van de week benaderd door een journalist. Locaal, maar wel een echte. Hij had mijn naam, en deel van mijn verhaal, doorgekregen van een vriend, en benaderde me nu met de vraag of ik met portret en stukkie tekst in het locale nieuwsblad wilde. En, na enig overleg, of ik met portret met korte mouwen en stukkie tekst in het locale nieuwsblad wilde.
Ik schreef vorig jaar mijn eerste blog over mijn littekens. Niet eens zozeer over het toen alswel over het nu. Over de vele reacties die ik, zeker in het begin, om mijn oren geslingerd krijg. Dat ik mijn littekens niet meer bewust verberg is iets anders dan ze bewust te laten zien. Zeker iets anders dan ermee in de krant gaan staan. Dat stukkie tekst moest dus wel een en ander nuanceren.
Met goede moed begon ik aan het vragenlijstje dat hij me toestuurde. De eerste vraag was meteen de moeilijkste. 'Waarom heb je ja gezegd?'. Mijn oorspronkelijke antwoord, over dat ik stigma wil bestrijden en jongeren wil behoeden voor het eenmaal beginnen met krassen (wat in de meeste gevallen zal leiden tot het snijden), verwerd tot dat ene zinnetje dat hij er tot overmaat van ramp uitpikte als titel van zijn toekomstig portret. Ik probeerde, onhandig, nog wat te grappen over impulsiviteit en groene muren, maar de sprong had ik al gewaagd. En ik ben nog niet geland.
Het is niet dat ik spijt heb van mijn ja-zeggen. Maar spannend is het wel. Er was een tijd waarin ik zorgvuldig bijhield wie mijn ledematen al aanschouwd had. Inmiddels ben ik de draad kwijt, simpelweg omdat ik me er eigenlijk nauwelijks mee bezig houd. Ik schat het in dat 80% van de mensen die ik met enige regelmaat zie, weet van mijn littekens (de fysieke dan), en ik ben ergens in de afgelopen jaren tot de conclusie gekomen dat het ze eigenlijk geen bal interesseert.
Maar vreemden, wildvreemden, die straks, nietsvermoedend, dat krantje openslaan en bij de ochtendkoffie geconfronteerd worden met een beeld dat ze als schokkend kunnen ervaren, tsja, wat zullen die ervan vinden? Maakt het uit wat ze vinden? Nee. Ga ik me druk maken over wat er gevonden zou kunnen worden? Jep.
De foto moet nog komen, morgen. Ik heb gelukkig best een leuk hoofd (en een heel leuk mouwloos jurkje). En een pijnlijk groene muur die als achtergrond zal dienen. Mijn levensboom, die muur en pols siert. Knoopjes. Ik zit niet heel erg in de knoop met mezelf, niet meer.
Ik hoop dat vriendlief zo ontwaakt en me opbelt. Liefde, wil je vandaag, zoals je eigenlijk elke dag doet, weer even zeggen dat ik mooi ben? Vooruit, vandaag toestemming tot het gebruiken van de cliché 'mooi zoals je bent'. Je bent het beste voorbeeld van mijn springen, en dat dat ook wel eens zeer positief kan uitpakken.
Samen springen is per definitie minder eng.
Beste meneer de fotograaf
;
Doe je best jongen.