Lief mensbaksel.
Ik laat mij niet graag doodzwijgen. Iemand negeren, zoals je een straathond negeert, is het ergste wat je iemand aan kan doen. Ik ben geen straathond, een hond, dat wel, maar geen straathond. Straathonden brengen tyfus en de pest en zolang je ze niet recht in de ogen kijkt is de kans dat ze naar je toekomen voor een likje of een hapje kuit en je zodoende besmetten gering.
Dat ik je hond ben wist ik al. Voor jou als poezenmens moet dat een hele opluchting zijn. Eindelijk iemand die je onvoorwaardelijke liefde schenkt, in ruil voor af en toe een knuffel en een bakkie voer. Zo'n hond ben ik voor jou, en, ik ben het graag.
Wanneer is de transformatie ingegaan van liefhebbend lievelingsbeest naar smoezelig dier van de straat?
Welnu, ik snap een heleboel. Begrijpen kan ik niet altijd maar ik bezit over een groot inlevensvermogen en zodoende snap ik veel. Zo kan ik mij verplaatsen in het feit dat jij je vrienden mist, niet in de minste plaats omdat er enkelen zijn vertrokken uit je keurig opgezette leventje. Sommigen van die vrienden waren lief voor de hond. Wierpen haar tijdens het eten weleens wat toe naast de tafelpoot. Anderen gaven de hond een tik op de neus als jij niet keek. De hond die ik was, was goed in het stilletjes terugtrekken in mijn mandje, het likken vanmijn wonden, en het wachten tot we eruit gingen voor een wandeling.
Ik zet de fouten van je tekstbericht even op een rij:
"Want ik wilde even tijd voor haar nemen, net zoals ik altijd de tijd voor jou neem, alleen nu even niet, maar morgen wel weer."
Zie je niet dat je jezelf tegenspreekt in die zin? Altijd, alleen nu even niet. Zoals ik je al zei, dat is een contradictio in terminis. Een mens kan er niet altijd zijn als er uitzonderingen zijn. Dan ben je er meestal. Op zich oké, maar zeg dat dan. Ik ben er meestal. Of. Ik ben er altijd, uitzonderingen daargelaten. Dit gaat inderdaad meer over de stijl dan inhoud. Hoewel ik me wel afvraag hoe het redelijk wezen dat je bent een fout als deze kan maken. We gaan verder met de inhoud.
"Dat zou jij toch net zo goed voor je vrienden doen?"
Ik - de hond - ben een allemansvriend. Ik ben een opportunist en houd van aandacht. De vrienden van de hond zijn belangrijk voor de hond. Maar de hond heeft maar één baas, één bovenstebeste vriend. Als jij de hond aanhaalt zal zij al het andere vergeten en naar je toe rennen alsof ze je jaren niet gezien heeft.
Om het concreter te maken; de hond zou je niet negeren. Niet eens omdat zij niet anders wil, maar ook gewoon omdat zij niet anders kan. De hond zou de telefoon op hard zetten, steeds met één oor gericht zijn op de baas, en daarmee haar aandacht niet volledig kunnen richten op iets of iemand anders.
Ik heb altijd één oor gericht op jou, één oor op de wereld. Roep jij, dan ben ik er. Ook ik weet dat de baas soms best even zonder de hond kan, maar het instinct van de hond is sterker dan de rede.
Een andere eigenschap van de hond is dat zij in onvermogen verkeerd boos te worden op haar baas. De hond kent haar plek. Maar voor de menshond die ik ben is dat soms een bittere pil om te slikken. Het besef dat er toch weer, ondanks alles, verschil heerst, onevenwichtigheid bestaat. De menshond streeft naar gelijkwaardigheid met de mens, de baas, maar de hond in haar.... de hond in haar.
Wellicht is het dat hondse, dat strijdt met het menselijke in mij. Ook ik zou graag volledig mens zijn. Me kunnen losmaken van de alfa, en zelf het leven kiezen.
Kan een mens onvoorwaardelijk houden van de hond?
Kan de hond zich overgeven aan het verschil in onvoorwaardelijkheid?
Wederom overvalt mij het besef dat ik niet gemaakt ben voor de liefde. Niet de liefde zoals jij die ervaart. De hond zal hond blijven, en zal zich moeten berusten in haar lot.
Maar wil je me één ding beloven? Doe de hond niet weg. Bind haar 's nachts niet stilletjes aan een boom omdat ook zij soms onevenwichtig is. Maak van mij geen straathond.
Ik zal van je blijven houden. Kom je vanavond bij me? Voor een maaltijd, een knuffel en een wandeling? Ik moet er nodig weer eens uit.
Liefs,
De hond.